Zoeken

H2O Blogs

Schrijfsels, Denkeltjes, Zorgsels en Verbazeltjes

Tag

Schrijverspunt.nl

Orakeldwalingen

De brandlucht kwam van de zwartgeblakerde tempelwanden. Na de aanval had de vlammenzee de stad dagenlang geteisterd. Wat nog overeind stond doofde door een wolkbreuk.

Wiens vreemde god had hen zo gestraft? De orakels hadden geen idee gehad.

“Weer voorspellen,” riep hun leidster. “Temperatuurbegrenzingen bezweren, dat kunnen we beter gaan doen.’ En zo geschiedde.

[ 3e Inzending 55-woorden schrijfwedstrijd 2024 van schrijverspunt.nl ]

Dorpsheld

Oud-klasgenoten in het café verdrongen elkaar voor de tv-camera. Hun Richard. Richard Roos, geboren in hun dorp, werd de eerste Nederlander op de maanbasis.

Astronaut Roos vloekte. Waren deze klootzakken geïnterviewd? Hij was het niet vergeten. Het dorp daarna ontvlucht. De maan leek toen nauwelijks ver genoeg. Drie reisdagen en hij was er. Eindelijk.

[ 2e Inzending 55-woorden schrijfwedstrijd 2024 van schrijverspunt.nl ]

Vakantieliefde

Hoelang zat hij nu al in deze cel? Weken, maanden? Dagelijks zag hij het plein weer voor zich. Hunkerend wachtte hij bij het standbeeld van de verzetsheld op haar. Plots de protestmars, het traangas en vele politiebussen. Sindsdien opgesloten.

‘Meekomen!’

Twee rijen op het binnenplein. In de ene stond hij, de andere legde aan.

[ 1e Inzending 55-woorden schrijfwedstrijd 2024 van schrijverspunt.nl ]

St. Gommarus

‘Alsjeblieft, jongen. Kan je deze brief persoonlijk aan haar geven?’
Daan keek verbaasd.
Karel Koopen lag al een maand op bed in het vuurtorenwachtershuisje. Zijn kleinzoon Daan had hem onvermoeibaar verzorgd. Karel had zelf vrede met het naderende einde. Zesennegentig was hij nu. Zuiderzeelucht houdt lang gezond, totdat het niet meer gaat, zei hij altijd bij zijn verjaardag.
Daan was ruim twintig jaar de vuurtorenwachter. Maar Karel zag in hem nog regelmatig de kleine leerling-weesjongen. Wees geworden door dat stomme ongeluk in de bittere koude van februari 1979. De auto van zijn ouders gleed van de dijk en dook vervolgens in het kruiende ijs. Karel Jr. was op slag dood. Mildred was in het IJsselmeer geslingerd en werd pas na de dooi gevonden.
Karel was echt op. Doodmoe na het schrijven van de brief. Twee kantjes slechts, maar bijna drie dagen had hij erover gedaan. Zijn licht mocht wat hem betreft nu snel definitief gedoofd worden. Maar niet voordat hij een antwoord van haar had. Zou Daan haar wel kunnen vinden? Met dat internetweb moest er toch iets over haar te vangen zijn?

#

Daan was verbaasd door het verzoek van zijn opa. Een brief afgeven aan ene Eva van Eden. Wie was deze vrouw? Het was zeker geen familie. Oma heette Keizer. Uit ons dorp? Nee, daar kende hij geen Van Edens. Maar goed, oma kwam ook uit een ander vissersdorp. Opa had haar op de jaarlijkse kermis ontmoet. De eerste na de oorlog. Ze vertelde er vroeger regelmatig over. Opa staarde dan meestal stug voor zich uit. Alsof hij er zelf niet bij was geweest.
‘Hij was een held. Hij mocht gratis in alle attracties van de kermis.
“Geef jij maar aan wanneer we moeten stoppen vanavond, Karel. Dan mag jij het licht weer uit doen,” riep de burgemeester. Toch, Karel? En daar zag hij me. Op een paard in de draaimolen. Wachtend op mijn ridder. Hij keek me aan … En toen … Liefde op de eerste draai, jongen. We zijn nu al weer 59 jaar bij elkaar. Lang hè.’
Het werden uiteindelijk 61 jaren. Twee dagen voor de kermis van dat jaar stopte haar haperende hart voorgoed. De ambulance was te laat. Ze liet Daan en zijn opa alleen achter in het vuurtorenhuis, naast de nog immer actieve vuurtoren. De lamp had al die huwelijksjaren onafgebroken zijn nachtelijke rondjes gedraaid achter de fresnellensen. Daar zorgde opa wel voor.

Doorgaan met het lezen van “St. Gommarus”

Wroet & Morag – “De reuzenaardbeien”

Er waren eens twee vriendjes, kabouterjongetje Wroet en heksenmeisje Morag. Wroet woonde net als alle kabouters in het grote Sprookjesbos aan de voet van de Beukenberg. Morag woonde net als alle heksen en tovenaars vlakbij de Bezembobbel. Zo heette de Beukenberg namelijk aan de heksenkant. Toverbezems maak je immers van beukenhout.
Wroet en Morag speelden vroeger elke dag bij elkaar. Maar sinds de lentemaan niet meer. Wroet ging toen voor het eerst naar kabouterkleuterschool en Morag voor het eerst naar heksenkleuterschool. Alleen op woensdagmiddagen kunnen ze nog met elkaar spelen.

Deze keer gaat Morag naar Wroet. Lopend én alleen. Oma past wel op, maar is druk met allerlei toverdingen. Morag wilde op haar bezem gaan, maar alleen vliegen vond oma niet goed. Voor de zekerheid kreeg ze zelfs een fluitje mee. Voor als er iets gebeurd, dan kom ik direct, zei oma. Morag vindt dat maar stom. Ze is toch al groot? Ze gaat toch al naar school?

Doorgaan met het lezen van “Wroet & Morag – “De reuzenaardbeien””

Nachtelijke Mijneringen

Frank ter Wijk piste zittend. Hij wilde de nachtrust niet klaterend verstoren. In het gedempte lantaarnpaallicht had hij zonder zijn bril net op tijd de wc-pot gevonden. Het moment van genot, de lichamelijke ontspanning na een half uur lang tegengehouden aandrang, verdween weer snel. Zachtjes sloop hij weer terug naar zijn deel van het bed in de donkere slaapkamer. Nu moest hij even oppassen. Vorige week had hij zijn tenen ongenadig hard gestoten tegen de net geplaatste klossen onder het bed. Die krengen zaten toen nog niet in zijn geheugen. Sanne was de volgende dag doodmoe en humeurig geweest. Na zijn uitbarsting van pijn en frustratie was zij die nacht niet meer in slaap gevallen. Hij kon beter tegen slaaptekort, maar hij had dan ook geen steeds zwaardere wordende baby te dragen.
Turend boog hij zich voorover. Shit, zijn wekkerradio gaf pas half één aan. Hij had nog maar anderhalf uur geslapen, geen wonder dat hij zich zo brak voelde. Zachtjes gleed hij onder het dekbed. De ademhaling naast hem ging rustig verder. Gelukkig, Sanne sliep nog. Geruisloos kneedde hij zijn kussen tot het oranje licht van de wekker, toch onleesbaar in zijn ligstand, weer geblokkeerd werd. Hij wist dat hij anders zeker niet meer in slaap zou vallen. Doorgaan met het lezen van “Nachtelijke Mijneringen”

De verloren observaties van kolonel Saint-Redi

Zoals al aangaf in het nawoord van ‘Les Observations’ van Saint-Redistribution gevonden (deel 2) was ik van plan om ook mee te doen met de schrijfwedstrijd van Schrijverspunt.nl ‘100 jaar oorlog en dan’.
Ik heb mijn verhaal van bijna 1000 woorden ingezonden en je kan er op stemmen tot eind juni. Zie: De verloren observaties van kolonel Saint-Redi.
De beste 20 verhalen komen bij voldoende algehele kwaliteit in een bundel terecht. Iets wat men bij Schrijverspunt.nl regelmatig doet.

Hier het ‘missende’ stuk over kolonel Saint-Redi 🙂

De verloren observaties van kolonel Saint-Redi

Moeizaam door zijn metalen kunstbeen, maar met een grote grijns op zijn gezicht beklom kolonel Eugène Saint-Redi de vliegtuigtrap van het Air France toestel. Het was hem gelukt. Eindelijk was het hem gelukt. Na bijna 10 jaar onderzoek had hij vandaag de ultieme doorbraak in zijn levenswerk gemaakt. En wie had gedacht dat de sleutel daarvan hier in Afrika lag. In Abidjan, de hoofdstad van de jonge republiek Ivoorkust. Quelle surprise!
Het voelde veel langer, maar het was nog maar een week geleden dat de Grand Administrateur vanuit de kazerne in Aubagne, met taxi naar het vliegveld van Marseille reed. Een dag later was hij met een gewone lijnvlucht deze bruisende Afrikaanse Franstalige miljoenenstad aangekomen. Een lijnvlucht en niet een militair vliegtuig, zoals gebruikelijk was bij hogere Franse officieren in het Vreemdelingenlegioen. Nee, hij reisde gewoon in een burgertoestel, want hij had verlof. Sinds zijn aanvaring met de Legioengeneraals over zijn eerdere bevindingen en bizarre maar onweerlegbare conclusies moest hij zijn monnikenwerk in het geheim voortzetten. Al zijn vakanties, weekenden besteedde hij aan zijn onderzoek. Steeds verbetener, deels door het verbod, maar vooral ook omdat hij steeds meer verlangde naar het verlossende antwoord op de vraag of een oorlog inderdaad onvermijdelijk was in het menselijk bestaan, of dat er een uitweg bestond.

Het vliegtuig vertrok zonder vertraging aan de reis naar Marseille. Het toestel was redelijk gevuld, voornamelijk met zakenlieden en er hing een vriendelijke sfeer in het toestel. Al snel was het toestel op hoogte en begon het personeel met het serveren van warme maaltijden.
Met een goed gevulde maag besloot de kolonel even zijn ogen te sluiten. Het waren vermoeiende dagen geweest. Al snel dwaalde zijn gedachten af naar de lange zoektocht die hij gemaakt had. Deze was begonnen in Aubagne vlak na zijn terugkomst uit Indochina, waar hij de verantwoordelijkheid kreeg over de archivering en controle van de administraties van alle buitenlandse militaire kazernes. Hij ontdekte al snel dat er in de kasboeken van kazernes, soms plotse prijsstijgingen van gebruiksgoederen stonden. Bij navraag, bleken deze toenames te komen omdat de koloniale Franse toeleveranciers hun investeringen afbouwden, angstig door kleine maar snel oplopende lokale spanningen. Deze spanningen zouden altijd na eenzelfde tijd, drie jaar en één maand eindigen in een gewapend conflict, waarbij het Vreemdelingenlegioen aan de bak moest. Dat patroon had hij ontdekt door alle kasboeken uit de honderdjarige geschiedenis van het Legioen te laten controleren. Maar de uitzondering waren de jaren vlak voor de onafhankelijkheid van Ivoorkust. Vandaar zijn reis naar het Afrikaanse land.

Saint-Redi dacht met genoegen terug aan het bezoek aan de Ivoriaanse president Houphouët-Boigny. Hij was nog even bang geweest dat de legerleiding in Aubagne, of nog erger Parijs er een stokje voor zou steken. Maar gelukkig hadden ze het niet opgemerkt. De president ontving hem met alle egards, vermoedelijk omdat hij op de hoogte was gebracht van zijn eervolle prestaties in de slag om Algerije tijdens de Tweede Wereldoorlog, of daarna in Frans-Indochina.
De kolonel werd niet graag aan die tijd in Afrika herinnerd. Het Legioen was toen net als Frankrijk tot op het bot verdeeld. Ondanks de slechte afloop was zijn tijd in Frans-Indochina als infanterist en aan het eind als parachutist hem dierbaarder. Natuurlijk verloor hij in de finale slag om Dien Biên Phu zijn been en vele van zijn maten, maar hij herinnerde zich nu vooral de mooie momenten met die geweldige onverschrokken kerels uit zijn peloton. Uit alle hoeken en gaten van de wereld waren zij om allerlei vreemde redenen, aangetrokken door de romantiek van het Legioen.
Nee, oorlog was verschrikkelijk, wist hij nu als geen ander en zou voorkomen moeten worden. Tijdens de weken durende vlucht voor de Viet Minh in de jungle vroeg hij zich vaak af, waarom hij zo stom was geweest om in 1938 boos na de zoveelste ruzie met zijn vader, zijn ouderlijk huis in Haguenau te ontvluchtten. Maar hij had het overleefd. Hij had het overleefd!

Ondanks alle vriendelijkheid en oprechte interesse in de opmerkelijke bevindingen van de kolonel, kon de president Saint-Redi niet verder helpen. Nee, de doorbraak kwam de volgende dag. In de lobby van het net geopende Hotel Ivoire ontmoette hij de zakenman Antoine Filidori. Filidori, een belangrijk man in Ivoorkust, snapte direct waarop hij doelde. Het waren klaarblijkelijk zijn vruchtbare inspanningen geweest, die Ivoorkust als grote uitzondering binnen het vervallende koloniale Franse rijk, zonder enig militair geweld naar haar onafhankelijkheid brachten.
De grote positieve afwijking, die Saint-Redi pas een paar maanden eerder in de Legioen archieven had ontdekt, was verklaard en tot zijn vreugde eenvoudig te herhalen. Oorlog kon met een nogal tegenstrijdige klinkende actie voor altijd overal vermeden worden.

“Pardon, capitain? Bent u wakker? … De piloten vragen of u misschien in de cockpit wilt langskomen,” vroeg een vriendelijke stem aan Saint-Redi. De kolonel opende zijn ogen.
‘Madame, het is kolonel, maar wist u vast niet. De piloten zegt u? Maar ik ken helemaal niemand van uw maatschappij,’ antwoordde de verbaasde kolonel aan de knappe stewardess.
‘Oh, maar ze zeiden dat ze u van vroeger kenden. Toen ze nog piloten waren in Indochina. Tijdens de oorlog. Ze hadden uw gezicht herkend bij het boarden.”
“U maakt me nieuwsgierig, madame. In dat geval ga ik graag even bij ze langs.”
Hij liep wankelend naar voren, steunend op de rugleuningen, af en toe wachtend om de andere stewardessen in het smalle gangpad de gelegenheid te geven hem te laten passeren. De kolonel klopte op de deur van de cockpit en na een onverstaanbaar antwoord drukte hij de klink naar beneden.

Pas een week later werd de Toearegleider ondervraagd door Malinese en Franse bergingstroepen. Vereerd door alle aandacht, vertelde hij opnieuw zijn verhaal, inclusief de vele onnodige uitweidingen om zijn autoriteit te benadrukken.
Hij had eerst een grote lichtflits in de lucht gezien en toen was het toestel in grote stukken naar beneden gekomen. Op nog geen half uur lopen afstand was het neergestort.
Het vliegtuig zonder overlevenden, bleek bij hun aankomst volledig gestript, vermoedelijk door mensen van dezelfde Toearegleider.

UPDATE 29 juli 2014
——————-
Mijn verhaal wordt samen met 25 andere opgenomen in de verhalenbundel. Vanaf september 2014 te koop op bol.com, Bruna en nog vele andere boekhandels. 🙂

Jury-rapport door Patrick Bernauw leest ook leuk weg (zie hier).

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑